screenshot
Wat te verwachten van een openingsboek?
Openingstheorie: hoe kan je die goed aanleren? Bestaan er wel ideale openingsboeken?In den beginne was er niets, tenminste, er was wat gerommel in de marge in de tijden van Greco en Damiano. Daarna was het aan Paul Rudolf von Bilguer (1815-1840) en von der Lasa (voluit Tassilo, Baron von Heydebrand und der Lasa, 1818-1899) en om een stap verder te zetten. Bilguer begon het eerste moderne openingswerk, maar overleed op zeer jonge leeftijd aan tuberculose.
Na von Bilguers dood nam zijn vriend von der Lasa zijn werk over. Von der Lasa was een zeer sterk schaker, met matchoverwinningen tegen Anderssen, Lowenthal en Staunton. Edo, de historische elo site, zet hem tussen 1839 en 1852 constant in de top vijf van de wereld, en tot 1858 in de top 20. In 1847 en 1848 voert hij de (fictieve) historische wereldranglijst zelfs aan, voor spelers als Staunton, Kieseritzky, Petrov, Hanstein en Harrwitz, om het bij de bekendste te houden. Von der Lasa had wel een lang leven, in tegenstelling tot von Bilguer, en zorgde voor de vijf eerste edities (1843 (zie de wayback machine voor een ingescande copie), 1852, 1858, 1864, 1874).
Constantin Schwede verzorgde met hulp van Louis Paulse de zesde editie (1880), en Carl Schlechter verzorgde de achtste en laatste uitgave, verdeeld over 11 boekwerken (1040 bladzijden in totaal). Beknopte versies van de Bilguer werden later als de kleine Bilguer op de markt gebracht. De uitgeverij Olms, die een sterke schaakpoot heeft, heeft een versie op de markt gebracht, verzorgd door Richter en Teschner. Zo werd “de Bilguer” een maatstaf voor openingstheorie in de late 19de en vroege 20ste eeuw. Zelf heb ik ooit in de Slegte zo’n klein Duits exemplaar (de "kleine Bilguer") op de kop kunnen tikken. Het is/was een bijna ideaal openingsboek: grondig en compleet, maar niet te gedetailleerd.
Het zou wachten worden op de Informator, die het licht zag in 1966. Actueel zijn er al meer dan 160 nummers uitgebracht – nog los van de monografieën over specifieke openingsvarianten en de Encyclopedia of Chess Openings (ECO). De hierbij ontworpen code (van A00 tot E99) heeft de tand des tijds overleefd, hoewel ze verre van perfect is. Dat was de latere NIC-codering in de NicBase databank in mijn ogen wel, maar die heeft het jammer genoeg niet gehaald. NIC had het voordeel dat je niet beperkt was tot 500 vooraf vastgelegde ECO-varianten, maar dat er steeds meer konden bijgemaakt worden, of bestaande verfijnd, naargelang de mode. Hun eigen databank werkt nog altijd met die code. De strijd tussen beide codes leek een beetje op de Cola-wars of de videocassettestrijd in die periode. Dat de ECO-codes het gehaald hebben, lag vooral aan het feit dat NicBase-concurrent Chessbase de markt domineerde, en omdat er geen contractuele overeenstemming meer gevonden werd tussen de Kuijf-broers en New in Chess om de databank en NIC-codering verder uit te bouwen.
En zo zijn we in de huidige tijden terecht gekomen, waarin de schaakprogramma’s zelf zo sterk geworden zijn, dat je bijna geen openingsbib meer nodig hebt. En wat toch tricky of interessant is, kan je vinden in de vele online platformen en al dan niet gratis te downloaden databanken.
Dat betekent nog niet dat de markt van openingsboeken dood en begraven is. Integendeel. Het aantal uitgangspunten om openingen te bespreken is zeer groot (voor beginners, voor goede spelers, voor toppers, voor mensen die vooral inzichten willen, voor mensen die volledigheid willen, voor spelers die zich willen richten op voorbeeldpartijen, voor spelers die net veel varianten willen, voor spelers die ook middenspeladvies willen, voor spelers die vooral de klassieke voorbeelden willen hebben met die openingen, voor spelers die voorbeelden van tactische wendingen of eindspelen willen hebben die kunnen ontstaan, ...). Net daarom kan ik me vinden in dit artikel op schaaksite.nl, van de hand van Michel Hoetmer.
De vier desiderata die hij wenst ingevuld te zien in een openingsboek zijn:
· Overzicht van de belangrijkste varianten
· Kernstrategieën en positionele plannen
· Typische tactische wendingen in die opening
· Eindspelen die je kan verwachten
Het aanleveren van bovenstaande complete set is inderdaad waar bijna alle openingsboeken tekort schieten. Begonnen als schaker midden jaren 80 van de vorige eeuw (jawel, nu 40 jaar geleden), kan ik beamen dat openingsboeken toen echt wel openingsboeken waren, en niets meer. Het summum waren toen de boeken van Batsford, die van hoge kwaliteit waren, zowel inhoudelijk als qua opbouw en structuur. Mijn twee boeken over de Siciliaanse Draak van Scheider en Sapi liggen nog altijd binnen handbereik, hoewel ik de opening met zwart al lang niet meer speel.
De boeken van Quality Chess zijn zonder uitzondering van (zeer) hoge kwaliteit, maar hun Grandmaster Repertoire boeken zijn dan ook eerder gericht op 2200+ spelers en eveneens puur op openingstheorie. Een voorbeeld: ik heb het uitstekende (diepgaand, en toch maar zo’n 200 blz) boek van Milos Pavlovic over 6.Le3 (e6 7.f3 b5 8.Dd2) tegen de Najdorf. Ik heb als witspeler welgeteld één partij met deze variant gespeeld (op bijna 900 officiële partijen). Dat komt hoofdzakelijk omdat bijna iedereen 6...e5 speelt tegen 6.Le3. Ik vermoed op +2200 niveau dat er relatief meer mensen 6...e6 spelen. Mijn Chessbase geeft 17000 partijen met e5 en 9900 partijen met e6, een verhouding van ruwweg 2 op 1. Ik heb 4 partijen met 6...e5, dus een verhouding van 4 op 1. Hoewel het een prima boek is, en ik er nu en dan graag nog eens naar teruggrijp als heropfrissing, is het nut voor mijn openingen zeer beperkt geweest.
Nu, het is niet allemaal kommer en kwel op vlak van openingsboeken. Hoewel ik er niet zoveel heb (ik heb meer tornooiboeken en biografieën dan openingsboeken in mijn kast staan), merk ik dat de boeken die nu uitkomen veel meer bladzijden besteden aan het uitleggen van de plannen en stellingen die op het bord kunnen komen.
Maar een boek dat vanuit de opening ook nog eens de mogelijke resulterende eindspelen behandelt, hmm, niet meteen, of het zou aan de hand van referentiepartijen moeten zijn, waar het eindspel mee geanalyseerd wordt. In dat opzicht denk ik aan een quote van Kortchnoi, aan wie gevraagd werd om een les over eindspelen te geven. Waarop Kortchnoi: “OK, maar van welke opening?” En dat zegt alles lijkt me.
You may also like
ECF Book of the Year 2025: The Real Paul Morphy
Is het nieuwe boek over Paul Morphy de moeite waard?Schaken op recepties – een handleiding.
Hoe gedraagt u zich op schaakrecepties – een eeuwenoud probleem voor u opgelost.
Roeselare